Ik kom uit het onderwijs. Op mijn 20e jaar stond ik al voor de klas in Amsterdam-Noord. Ik gaf het vak maatschappijleer aan klas 2, 3 en 4 van het vmbo, toen nog LEAO geheten. Dat was leerzaam, maar ook buitengewoon stressvol: de kogelgaten zaten in de ruiten en in mijn beginperiode werd ik uitgeprobeerd. Dan stonden er ineens 5 leerlingen met hun handen tussen de benen te kreunen dat ze zo nodig naar de wc moesten. De eerste keer stond ik dat toe en toen bleven ze ruim een half uur weg tot de bel ging.

Bij elkaar werkte ik 13 jaar als docent. Hoewel ik de kinderen over het algemeen leuk vond – ik heb eigenlijk nooit een hekel aan een leerling gehad – vond ik het wel een opgave om 7 of 8 uur per dag voor een klas van 25 leerlingen te staan. Vier lesuren waren prima geweest, maar dan verdiende je niet genoeg. Ook toen ik part-time ging werken, betekende dat nauwelijks vermindering van uren of inspanning. Je moest toch bij alle vergaderingen aanwezig zijn. Ik herinner me dat er een afvinklijst was, waarbij een norm gold om tig vergaderingen per jaar bij te wonen. Omdat ik toen alleen 3de en 4de klassen had, kwam ik niet aan de norm en moest ik bij een 2de-klasvergadering present zijn om aan de norm te voldoen. Ik kende geen enkele 2de-klasleerling… Het werd tijd om uit het onderwijs te vertrekken.

Na mijn schoolperiode begon ik een uitgeverij voor lesmateriaal voor invaluren. Ook schreef ik met Martin een handleiding voor het signaleren en hanteren van veel voorkomende problemen in het voortgezet onderwijs, De Probleemwijzer. Deze laatste uitgave hebben we goed kunnen verkopen aan een andere uitgeverij.

Tijdens mijn docentschap schreef ik eerst korte verhalen, onder meer voor Vrij Nederland. Daarna schreef ik kinderboeken voor de uitgeverijen Elzenga, Leopold en Zwijsen. In totaal heb ik 45 kinderboeken geschreven, waarvan 28 paardenboeken. Zes van mijn kinderboeken zijn vertaald en gepubliceerd in het Duits.

Na onze verhuizing naar Drenthe in januari 1998 begon ik aan huis een mini-manege en hield in de zomer ponykampen voor de lezeressen van mijn boeken. Ponykampen met een vrijdagavond-slotshow voor de ouders: een kür op muziek, acrobatiek, zang, toneel en verder alles wat de meiden maar konden. Het mooiste moment uit de ponykampen was toen we de piano buiten hadden gezet naast de mesthoop. Een schitterende zomerdag. Het was acht uur in de avond en nog 26 graden. Eén meisje speelde op de piano en de rest stond om haar heen. Begeleid door 3 akkoorden zongen ze een zelfgeschreven lied: ‘Hippago, Hippago…!’ op de muziek van Sorry seems to be the hardest word van Elton John. De ponykampen groeiden langzamerhand uit tot een zorg- en logeerboerderij met 14 paarden en pony’s in combinatie met paardrijvakanties voor moeders en dochters.

Tussendoor was ik ook bezig met het opknappen van boerderij, schuur en stallen. Met de vergunning voor een minicamping kwam er ook een activiteitengebouw met kantine en sanitair plus een viertal pipowagens en een chaletje. Gelukkig kreeg ik daarbij (veel) hulp van een cliënt die dagbesteding bij ons deed en errug handig was.

Ik mag wel zeggen dat ik erg trots ben op het resultaat!

Behalve dat ik een ijverige en grage werker ben – ik ben mijn eigen werkgever en slavendrijver – zijn er ook schaarse momenten dat ik niet werk. Voor het gemak beschouw ik het rijden van paarden ook even als werk. En wat doe ik als ik niet aan het werk ben? Tsja, ik doe wel altijd iets, want stilzitten is niet echt iets voor mij. Zelfs als ik op een stoel zit, wiebelen mijn benen of tenen. Ik ben dus graag bezig. Bijvoorbeeld met voedsel bewaren: appelschijfjes drogen, zuurkool maken, pompoenen wecken. Ik maak zelf hummus en hazelnootpasta en inmiddels bak ik ook ons eigen brood. Eerst geprobeerd een zuurdesem te maken, maar helaas mislukte dat keer op keer. In de ‘Broodbijbel’ vond ik de oplossing: sourbread. Rijzen gebeurt in de oven door baking soda + appelsap op elkaar te laten inwerken en binnen een uur heb je een brood op tafel. Want tsja, ik ben ook wel wat ongeduldig.

Ik heb ook een tijdlang gebreid, vooral kinderslofjes, naar patroon van mijn tante Helena die inmiddels 94 jaar is. Het was absoluut rustgevend, dat breien, maar na twee jaar dagelijks breien met vele ongelijke slofjes tot gevolg, heb ik moeten concluderen dat ik geen talent heb voor dit soort werkzaamheden en ben ik ermee gestopt. Patronen zijn een uitdaging voor me. Ik heb als studente sociologie met een krappe beurs veel genaaid. Ik kocht dan een lapje ribfluweel op de markt en maakte er een eenvoudige, korte rok van. En raad eens… ik wist voor elkaar te krijgen om de taille en de onderkant aan elkaar te naaien in plaats van de zijkanten. Ik ben heel goed in uithalen geworden!

Ik houd van experimenteren en heb moeite met het volgen van een recept. Meestal begin ik al na een paar regels recept te variëren. Niet erg handig, want mislukking ligt snel op de loer. Ik heb gemerkt dat ik ook kan koken, bakken en wecken op een houtkachel. Omdat dit zo goed is bevallen, gaat er een houtfornuis komen in de kantine. Ik kan daar ook brood in bakken. Het liefst ben ik zo onafhankelijk mogelijk van energiebedrijven, zeker na de winter van 2022 waarin de prijzen naar recordhoogten stegen.
Autonomie is sowieso steeds meer een punt aan het worden in ons leven op Hippago. De wereld wordt er niet gezelliger op. Een coronacrisis, energiecrisis, stikstofcrisis, woningcrisis, immigratiecrisis, klimaatcrisis, oorlogen. Hmm, het is tijd om een nieuwe wereld te scheppen waarin we alle vormen van crises achter ons laten. Op naar het Watermantijdperk.

In 2022 heb ik het schrijven weer opgepakt, maar heel anders dan toen ik nog kinderboeken schreef. Ik wilde een familiedocument maken; mijn voorouders beter leren kennen. Ik werd lid van MyHeritage en vond na lang snuffelen mijn vroegstbekende voorouder in het jaar 1680: Walter Cramer. Met informatie van MyHeritage, interviews met tantes en andere familieleden en documenten en foto’s die ik heb gevonden na mijn vaders overlijden, heb ik een paar honderd pagina’s aan familieverhalen tevoorschijn getoverd. Heerlijk om te doen. Ik merkte dat er zóveel voorouders zijn! We dragen allemaal de genen van miljoenen, nee miljarden! voorouders in ons en dat wat we als heel erg eigen aan onszelf of een ander zien, is misschien helemaal niet zo eigen. We komen voort, maar staan ook op de schouders van ouders, stamvaders en -moeders en uiteindelijk ook op die van onze hoogopperaartsvooredelstamoudbetovergrootouders (jaja, zo heten onze vroegste voorouders) van 13.368  jaar voor Christus en al die voorouders van vóór deze tijd, die niet eens een naam in de genealogie hebben gekregen. Ik voelde me een vollediger mens toen ik dit besefte.

Ik dook dieper en dieper in mijn vaderlijke familielijn en kwam er achter dat er veel voorouderlijk leed is geweest. Twee overgrootvaders overleden door een bom, beiden in 1917. De één had een mijn in zijn visnetten opgevist op de Noordzee, de ander kwam om bij een bombardement op zijn werk als aannemer in Pruisen (later Polen). Beide ouders van mijn vader waren betrokken bij ernsitige ongelukken; een broer van mijn grootvader is verongelukt met de motor. De kleinzoon van deze broer is óók verongelukt met een motor. Tijdens een consult van een paragnoste bleek dat er veel karma speelde in de Cramerfamilie. Ik heb uiteindelijk vooroudertherapie volgens de methode Maarten Oversier gevolgd om dit familiekarma uit te werken.

Zo’n therapie past heel goed binnen mijn spirituele ontwikkeling van het laatste decennium. Ik zit namelijk al een paar jaren in een padwerkgroep. Elke maand bespreken we een lezing waarin we worden uitgedaagd ons bewust te worden van de wat minder fraaie kanten van onszelf. Het gaat vooral om eerlijk te kijken naar onszelf en niet om geforceerd positief te denken. Ik heb nooit gesnapt waarom het padwerk niet veel meer aanhangers heeft. Er zijn meer dan 250 prachtige lezingen gratis te downloaden op de website van padwerk. Daarom toch even een linkje naar de Padwerklezingen Voor wie zich geroepen voelt…

In de afgelopen twee jaren zijn Martin en ik een paar dagen op vakantie geweest. Altijd een heel gedoe, om samen weg te kunnen met al die paarden, maar we hebben oppas kunnen regelen. Zo’n vakantie is vooral een ‘sentimental journey’. Naar het Gooi, om af te spreken met vrienden en te eten in bekende restaurants. Of naar Gendringen, waar mijn grootouders van moeders kant een buitenhuis hadden waar we met de hele familie kerst vierden (zie foto rechtsboven deze pagina). Maar vooral heerlijk om eens met z’n tweeën te zijn en niet te hoeven zorgen voor paarden of terrein!